Is er in Limburg draagvlak voor het aanbieden van Nederlands- én Duitstalig onderwijs op vmbo-niveau? Dat onderzocht UMIO’s Service Science Factory (SSF) eind 2019 in opdracht van Provincie Limburg. In december presenteerde het verantwoordelijke projectteam de onderzoeksresultaten. Wij spraken met projectleider Dominique Meyers van SSF.
“Duits is nog steeds een populair vak op middelbare scholen in Limburg, terwijl de populariteit in de rest van Nederland afneemt”, geeft Dominique Meyers aan. “De toevoeging van Duitstalig onderwijs binnen het vmbo kan op termijn zorgen voor een betere aansluiting van vraag en aanbod op de Euregionale arbeidsmarkt. Daarom heeft Provincie Limburg ons gevraagd om het draagvlak voor tweetalig onderwijs te onderzoeken.”
Belangrijkste resultaten
“We hebben het onderzoek holistisch aangepakt”, vervolgt Meyers. “Dit betekent dat we deskresearch hebben gecombineerd met uitvoerig kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Daarnaast hebben we alle belangrijke stakeholders bij het onderzoek betrokken.”
In de onderzoeksresultaten wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende stakeholders: leerlingen, ouders, scholen, grensinformatiepunten en belangenverenigingen van werkgevers.
Leerlingen
Uit het onderzoek blijkt dat bijna 50% van de bevraagde vmbo-leerlingen inziet dat tweetalig onderwijs kan leiden tot een betere baan. Wel denken ze dat de tweetalige studie hen 50% extra tijd gaat kosten. Daardoor is slechts 20% van de bevraagde leerlingen bereid om ook echt ervoor te kiezen.
Verder blijkt dat leerlingen in de hoge vmbo-stromen meer interesse hebben in tweetalig onderwijs en ook meer bereid zijn om in Duitsland te werken, terwijl juist de leerlingen in de lagere, technische stromen er meer baat bij kunnen hebben. Daarnaast blijken leerlingen met hoge cijfers voor Duits meer interesse te hebben in tweetalig onderwijs dan leerlingen met lage cijfers.
Ouders
Van de bevraagde ouders zou 50% hun kind inschrijven voor tweetalig onderwijs. Van die 50% zou 65% extra willen betalen hiervoor. 94% van de ouders gaf aan dat ze in staat zijn om hun kinderen te helpen met huiswerk of taken voor het vak Duits.
Scholen
Vertegenwoordigers van scholen in de regio geven aan te willen meewerken aan een internationale regio, maar tegelijkertijd veel uitdagingen te zien op dat vlak. Voorbeelden zijn de motivatie van leerlingen, de vereiste basiskennis van de Duitse taal bij leerlingen en financiële steun voor het opleiden en begeleiden van leerkrachten.
Grensinformatiepunten
Deze partijen geven aan dat onderwijs over de cultuurverschillen tussen beide landen cruciaal is bij tweetalig onderwijs. Zo moet aandacht worden besteed aan de hiërarchische structuur en formele omgangsvormen binnen Duitse organisaties.
Belangenverenigingen
De belangenverenigingen MKB Limburg en IHK Aachen zien aan beide kanten van de grens grote tekorten aan technisch geschoold personeel. Het aantal Nederlanders dat in Duitsland werkt, is relatief laag. Duitse bedrijven werven ook niet actief in Nederland, omdat de technische opleidingen in eigen land meer de diepte in gaan terwijl in Nederland de opleidingen breder zijn ingestoken en medewerkers zich on the job kunnen specialiseren.
Aanbevelingen
“Op basis van deze resultaten hebben we een adviesrapport opgesteld voor de provincie”, aldus Meyers. “Zo adviseren we om meer bewustzijn te creëren bij alle stakeholders – maar vooral ouders en leerlingen – over de meerwaarde van tweetaligheid. Ook raden we aan om klein te beginnen; eerst additionele taallessen en daarna eventueel uitbreiden. Verder moet er bij de invoering van tweetalig onderwijs voor certificatie worden gezorgd. Hierdoor kunnen leerlingen achteraf met een certificaat of diploma aantonen wat ze hebben gepresteerd. Een laatste belangrijk punt is het activeren van Duitse bedrijven, bijvoorbeeld door stageplekken en bedrijfsbezoeken te regelen bij deze bedrijven. Zo wordt de Duitse arbeidsmarkt tastbaar voor de leerlingen.”
Het cluster Economie en Innovatie van Provincie Limburg is zeer tevreden over het eindresultaat. De onderzoeksresultaten en het adviesrapport vormen de basis voor overleg over de te nemen stappen in 2020.